![]() |
houtsnede van Francisco del Tuppo uit 1485 |
De fabel van de raaf en de vos
is overgeleverd in verschillende versies. Vijf verschillende versies uit
verschillende eeuwen worden hieronder weergegeven in vertaling, of ten minste
met verklarende noten. Aan het begin van elke fabel, behalve bij de versie die
op naam van Aesopus is overgeleverd, wordt er een korte schets van de auteur
gegeven.
1
De raaf en de vos: Aesopus
De raaf had een stuk vlees gekaapt en zat ermee op een tak. De vos zag
hem en kreeg trek in het vlees. Hij kwam naderbij en prees de raaf om zijn
uitzonderlijke schoonheid en fraaie gestalte: ‘Jij en niemand anders hoort
koning van de vogels te worden. En dat zou zeker gebeurd zijn, als je een stem
had gehad.’ De raaf wilde bewijzen dat hij wel degelijk een stem bezat. Hij
liet het vlees vallen en begon luid te krassen. De vos vloog op het stuk vlees
af en griste het weg met de woorden: “Hé raaf, als je ook nog hersens had, was
je geknipt voor het koningschap’.
MORAAL De fabel is van toepassing op een onnozele hals.
(vert.
Hein van Dolen 2009: 94)
2
De vos
en de raaf: Phaedrus
Phaedrus was een vrijgelaten
slaaf van de Romeinse keizer Augustus uit de eerste eeuw na Christus. Hij zette
de fabels van Aesopus om in Latijnse verzen. Zelf dichtte hij ook nieuwe fabels.
![]() |
editie van Phaedrus uit 1745 |
Wie valse vleierij uit ijdelheid gelooft
trekt later vaak van spijt de haren uit zijn
hoofd.
Een raaf stal uit een vensterraam
een flink stuk kaas.
een flink stuk kaas.
Hoog in een boom vond hij
een goede picknickplaats.
een goede picknickplaats.
Een vos die hem zag zitten
sprak vol jaloezie:
sprak vol jaloezie:
‘O raaf, je verenkleed
tart elke fantasie!
tart elke fantasie!
Zo’n lichaam, zo’n gelaat
beneemt mij mijn verstand.
beneemt mij mijn verstand.
Als je kon zingen
heerste je in vogelland.’
heerste je in vogelland.’
Dom opende de raaf zijn
snavel voor een lied.
snavel voor een lied.
De kaas viel uit zijn bek,
de vos bedacht zich niet:
de vos bedacht zich niet:
De fabel leert dat wie niet
sterk is slim moet zijn;
sterk is slim moet zijn;
want schranderheid krijgt ook de
allersterksten klein.
(vert. John Nagelkerken 2001: 33)
3
Fabel
15 uit de bundel Esopet
Esopet is een Middelnederlandse fabelbundel die overgeleverd is op de naam van Calfstaf en Noydekijn uit de 13de
eeuw. De naam van de bundel verwijst duidelijk naar Aesopus. De fabels zijn echter
gebaseerd op een Latijnse prozabewerking van de fabels van Phaedrus.
![]() |
middeleeuwse houtsnede |
Op enen boem sat
tere stont tere stont: eens
Een roec ende
hadde in sinen mont roec: raaf; ende: die
Enen case; dit
sach reinaert case: stuk kaas; reinaert: naam van de vos
Ende sprac aldus
ten roeke waert: ten roeke waert: tot de raaf
‘Dine vederen sijn
soe scone, Dine: uw
Du mochts boven
allen voglen crone crone Draghen: de kroon spannen,
uitblinken
Draghen, hadstu
claren sanc.’ hadstu claren sanc: als u mooi kon
zingen
‘Bi gode, jaic,’ seidi, ‘goddanc.’ jaic: dat kan ik wel degelijk; seidi: zei hij
Doen toendi aldaer
sijn luut; Toen
liet hij daar zijn stemgeluid horen
Hi gapede ende die
case viel uut. gapede: opende de snavel; uut: eruit
Den case greep die
vos reinaert
Ende liep te sinen
hole waert. te sinen hole waert: naar zijn hol
Dus siinre vele te
scherne ghedreven Zo zijn er
veel beetgenomen
Bi prise, die si
hem horen gheven. Bi prise: door de lof; hem: zich
(ed. van der Heijden
1973: 161-162)
4
De raaf en de vos: de La Fontaine
Jean de La Fontaine was
een Frans dichter. Hij werkte in dienst van verschillende
Franse edellieden in de 17de eeuw. Hij was vertrouwd met de fabels
van Aesopus en Phaedrus.
Meester de Raaf, hoog en droog op zijn tak,
hield een pracht
van een kaas in zijn snebbe.
zou ’t aldus met
hem aangelegd hebben:
“Dag jonkheer de
Raaf, goeden dag!
Wat zijt ge fraai,
als ik u zoo aanschouwen mag!
Voorwaar, als uw gekwinkeleer
zou blijken,
met uw dos te zijn
te vergelijken,
waart ge de
feniksvogel van dit woudgebied.”
Bij dat woord kent
de raaf bijkans zijn vreugde niet,
en tot het kwelen van zijn lied
spert hij den bek,
zodat zijn roofbuit hem ontschiet.
De vos, daar meester van, zegt: “Beste, leer
van mij,
dat wie gul is met
gevlei,
op kosten leeft
van wie geloof hem schenken.
Die les is wel een
kaas waard, zou ik denken.”
De raaf, in
schaamte en stil berouw,
zwoer, wel wat
laat, dat hem niet weer nemen zou.
(vert. Grandville 1945: 14, 15)
5 De kraai en de jakhals: een verhaal uit de Pali-canon
De Pali-canon is een bundel met
boeddhistische verhalen, vooral dierenfabels. Deze werden kort voor het begin
van onze jaartelling opgetekend op Sri Lanka, na bijna vijf eeuwen van
mondelinge overlevering. Het Pali is een Indische taal die in Zuidoost-Azië nog
steeds wordt gebruikt als religieuze taal.
![]() |
Bodhisattva: hij die streeft naar verlichting
|
‘Welke is deze
vogel, met een lieflijke stem,
Zoetgevooisd,
allen die spreken overtreffend?
Waarlijk,
wonderbaarlijk zingt
Op de tak van de
appelboom het pauwenjong!’
De kraai, de loftuigingen beantwoordend,
kraste het tweede vers:
‘Waarlijk, een
zoon van goeden huize weet
Hoe zonen van
goeden huize te prijzen!
Gij die lijkt op
een tijgerjong,
Smul waarde
vriend, ik schenk ze u!’
Zo sprekende
schudde hij aan de tak van de appelboom en liet de vruchten vallen.
Toen de godheid,
die in die boom geboren was, hoorde hoe die beiden elkaar stonden te vleien, al
appels etende, reciteerde deze het derde vers:
‘Waarachtig, daar
zie ik tot slot
Een paar
leugenaars het eens worden:
Een aasvretende
kraai en dito jakhals
Zingen elkanders
lof!’
Na deze woorden
vertoonde de boomgeest zich aan hen in een schrikwekkende gedaante, en zo joeg
hij ze op de vlucht.
(Vert. Scherft 1981: 93)